Ik maak me zorgen
Oct 21, 2025
Ik maak me zorgen over hoe beperkt het in de aanloop naar de verkiezingen gaat over de overheidsfinanciën op lange termijn. Uit de recente ‘Keuzes in Kaart’ van het CPB blijkt dat bij ongewijzigd beleid (het basispad) de schuld oploopt tot 126% BBP in 2060. Voor sommige partijen, zoals NSC (154% BBP) en Volt (150% BBP), lopen de prognoses zelfs nog hoger op. Natuurlijk zijn projecties tot 2060 met onzekerheid omgeven, zoals het CPB zelf ook aangeeft, maar het gaat om de richting en de risico’s die de huidige plannen volgens deze analyse met zich meebrengen. Nu is een hoge schuld op zichzelf al een minder fijne situatie, maar zeker de context waarin deze kan ontstaan is zorgelijk.
In basis is een staatsschuld vergelijkbaar met een reguliere lening: wanneer je nu geld leent, weet je dat je in de toekomst meer moet betalen. Hoewel overheden flexibeler zijn in het beheren van schuld (bijv. doorrollen of monetair beleid binnen bepaalde grenzen), blijft het basisprincipe van toekomstige terugbetalingsverplichtingen overeind. Dat betekent dat het geld ergens vandaan moet komen. Voor de overheid is de grote inkomstenbron de belastingen. Als de staatsschuld (en daarmee de rente) oploopt, zal de overheid uiteindelijk die schuld moeten gaan beheersen. Natuurlijk kan economische groei helpen de schuldquote te verlagen, maar de CPB-analyse laat zien dat veel partijpakketten juist leiden tot lagere structurele werkgelegenheid, wat potentiële groei op lange termijn kan beperken.
De meest directe optie om de schuld te beheersen is dan belastingen te verhogen. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit in Nederland misschien wel de eerste optie is, waarbij vaak wordt gekeken naar het rijkere deel van de bevolking via hogere belastingen op vermogen, winst of erfenissen, zoals voorgesteld door partijen als GroenLinks-PvdA, D66, ChristenUnie en Volt. Iedereen begrijpt dat dit werkt, maar ook dat dit niet onbeperkt kan. Er komt een moment dat je vermogen of winst te zwaar belast, waardoor negatieve effecten op economische activiteit kunnen optreden (het concept van de Laffercurve). Zij het doordat vermogen of activiteit vertrekt, zij het doordat men minder onderneemt. Kortom, er is een balans nodig.
Het andere middel is minder uitgeven. Het nadeel hiervan is echter dat burgers minder krijgen (op welk vlak dan ook) en dat werkt uiteindelijk ook weer door in de economische machine, hoewel de impact kan verschillen afhankelijk van waar precies bezuinigd wordt. Men zal minder geneigd zijn grotere aankopen te doen, inkomsten van bedrijven en personen dalen en daarmee daalt de belastingopbrengt uiteindelijk weer.
Dit is op zich een bekend mechanisme. Wat me echter zorgen baart, is dat partijen zoals Volt (150% BBP), NSC (154% BBP) en in mindere mate GroenLinks-PvdA (130% BBP) volgens de CPB-berekeningen maatregelen voorstellen die belastingen verhogen (deels via vermogen/winst) om extra uitgaven te dekken, maar desondanks eindigen met een significant hogere staatsschuld in 2060 dan bij ongewijzigd beleid (126% BBP). Dit wordt mede beïnvloed door factoren als vergrijzing en, voor veel partijen, een lagere structurele werkgelegenheid. Het suggereert dat een belangrijk instrument om de schuld te beheersen (hogere belastingen op vermogen/winst) al wordt ingezet voor huidige prioriteiten, zonder de langetermijnschuld afdoende te beheersen. Je zou je zelfs kunnen afvragen of het doel niet zou moeten zijn om de staatsschuld juist onder het al zorgwekkende basispad te krijgen, in plaats van slechts de toename te proberen te beperken. Dat deze partijen daar ondanks de voorgenomen lastenverzwaringen niet in slagen, kan betekenen dat de schuld over tientallen jaren betaald moet gaan worden door bredere belastingverhogingen of drastische bezuinigingen – gevolgen die zelden als disclaimer in verkiezingsprogramma’s staan.
Dit artikel is onderdeel van mijn serie over helder denken en verantwoordelijkheid.